Werkprogramma 2020-2022

Klik hier voor het originele programma

Klik hier voor het advies van de Cliëntenraad

Beluister deze tekst

Werk en Participatie

In dit programma benadrukt de gemeente Groningen haar inzet om inwoners van de gemeente de kans te geven op een beter leven door middel van werk en participatie. Werk en deelname aan de samenleving worden gezien als essentieel voor het welzijn van mensen. De directie Werk en Participatie heeft als doel om de zelfstandigheid en het welzijn van inwoners te versterken en biedt ondersteuning aan degenen die niet actief deelnemen aan de arbeidsmarkt of de maatschappij.

De voordelen van werk en participatie worden benadrukt, waaronder zinvolle dagbesteding, een gevoel van betrokkenheid, meer sociale contacten, financiële zekerheid, verhoogd gevoel van eigenwaarde en persoonlijke ontwikkeling.

De gemeente wil nu profiteren van de gunstige economische situatie en de kansen op de arbeidsmarkt benutten door 500 extra mensen te activeren richting werk, participatie of scholing. De focus ligt op betaald werk, met inbegrip van diverse vormen van arbeid, zoals reguliere banen, afspraakbanen, basisbanen, beschutte werkplekken of participatiebanen. Mensen die nog niet in staat zijn om te werken, worden aangemoedigd om op andere manieren waardevolle bijdragen te leveren, zoals vrijwilligerswerk of mantelzorg. Voor degenen voor wie zelfs dat een grote stap is, is er aandacht voor sociale activering, zoals deelname aan dagbesteding of sociale activiteiten, met een speciale rol voor de wijken.

De gemeente investeert in participatieplekken via het GON en de Pareltjes om sociale activering te vergemakkelijken en houdt de voortgang nauwlettend in de gaten om te bepalen wanneer mensen de stap kunnen zetten van sociale activering naar participatie of werk.

  1. Individuele Benadering:
    De gemeente Groningen kiest voor een positieve en individuele benadering van bijstandsgerechtigden. Ze wil rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van deze individuen en samenwerken om stappen richting werk of participatie te identificeren. Dit wordt vastgelegd in een ontwikkelplan, dat kan leiden tot vrijwilligerswerk, scholing, of andere vormen van activiteit om de zelfontplooiing te bevorderen.
  2. Armoedeval Vermijden:
    Bij de overgang naar werk hanteert de gemeente het principe dat werken moet lonen en dat de “armoedeval” tot een minimum moet worden beperkt of voorkomen. Dit betekent dat mensen financieel beter af moeten zijn door te werken dan door in de bijstand te blijven.
  3. Vertrouwen:
    Het Werkprogramma is gebaseerd op vertrouwen. Hoewel inwoners worden gestimuleerd om hun eigen kracht te gebruiken en actief deel te nemen aan het proces, betekent dit niet dat alles vrijblijvend is. Inwoners worden verwacht actief betrokken te zijn, afspraken na te komen, en de gemeente zal toezicht houden en handhaven wanneer nodig. Het uitgangspunt is dat de gemeente naast inwoners staat en meedenkt om oplossingen te vinden.
  4. Mismatch op de Arbeidsmarkt:
    Het Werkprogramma benadrukt de grote vraag en de mismatch op de arbeidsmarkt. Ondanks economische groei en kansen op de arbeidsmarkt, zijn er nog steeds veel werkzoekenden en werkgevers die moeite hebben om geschikt personeel te vinden. Er is een kloof tussen de kwalificaties van werkzoekenden en de functie-eisen van beschikbare vacatures. Het Werkprogramma streeft ernaar deze uitdaging aan te pakken.
  5. Focus op Diverse Beroepen en Niveaus:
    Het Werkprogramma erkent dat er vraag is naar arbeidskrachten op verschillende niveaus en in verschillende sectoren. Er zijn kansen in technische beroepen, economische en administratieve beroepen, zorg, management, ICT en onderwijs. Het richt zich op het benutten van deze kansen.
  6. Flexibiliteit op de Arbeidsmarkt:
    De arbeidsmarkt is flexibeler geworden, vooral op lagere beroepsniveaus. Mensen werken als zzp’ers of in flexibele banen. Deze veranderingen vereisen meer aanpassingsvermogen en ondernemerschap van individuen. De gemeente erkent de risico’s die deze flexibiliteit met zich meebrengt voor arbeidsomstandigheden en -voorwaarden.
  7. Verbeteren van Kansen:
    Het Werkprogramma stelt als doel om kansen te verbeteren voor praktisch opgeleide mensen en mensen zonder startkwalificatie, gezien de beperkte kansen die momenteel beschikbaar zijn voor deze groepen. Het richt zich op het benutten van de beschikbare kansen op de arbeidsmarkt.

    Duur van de bijstandsuitkering:
    Op 1 oktober 2019 waren er 10,356 mensen afhankelijk van bijstand. Meer dan twee-derde zat langer dan 3 jaar in de bijstand, wat het moeilijker maakt om werk te vinden.
    Opleidingsniveau:
    Meer dan de helft van de bijstandsgerechtigden heeft geen startkwalificatie (MBO-niveau 2), wat beperkte kansen biedt op de arbeidsmarkt.
    Leeftijd:
    De groep die langer in de bijstand zit, is vaak ouder en heeft een lager opleidingsniveau. Gezondheidsklachten: Mensen met gezondheidsproblemen blijven vaker langer in de bijstand.
    Risicofactoren:
    Laaggeletterdheid, schulden, armoede, psychische of lichamelijke klachten, en verstandelijke beperkingen zijn allemaal belemmeringen voor werk.
    Eenzaamheid:
    Veel bijstandsgerechtigden zijn alleenstaand en ervaren eenzaamheid.
    Jongeren: Ongeveer 1,000 jongeren onder de 27 jaar maken gebruik van bijstand.

    Instroom en Uitstroom:
    Jaarlijks zijn er veel instromingen en uitstroom in de bijstand. Gezondheidsproblemen zijn vaak een reden voor instroom in de bijstand. Jongeren vormen een groot deel van de instroom. Ondanks een gebrek aan startkwalificaties heeft een aanzienlijk deel van de bijstandsgerechtigden een hoger opleidingsniveau. Uitstroom vindt meestal plaats onder degenen die korter dan drie jaar in de bijstand zitten, maar er is ook een klein aantal dat na een lange periode van bijstand werk vindt. Een deel van de mensen die uit de bijstand stromen, doet later opnieuw een beroep op bijstand. Begeleiding is cruciaal om de belemmeringen voor werk te overwinnen.

    Focuspunten van het Werkprogramma:
    Het Werkprogramma richt zich op preventie van instroom, ontwikkeling van doorstroom, en vergroting en verduurzaming van uitstroom. Begeleiding is een rode draad in deze drie onderdelen en wordt aangepast aan de individuele behoeften van bijstandsgerechtigden.

    Preventie van instroom:
    Er wordt ingezet op het snel aan het werk krijgen van mensen die zelfredzaam zijn, omdat hoe langer iemand in de bijstand zit, hoe moeilijker het wordt om eruit te komen. Er wordt aandacht besteed aan het scherpstellen van wederzijdse verwachtingen en behoeften tijdens het eerste contactmomenten.